De nieuwe 'J.K. Rowling' (AD 15 april 2014)
Rotterdam (Mara Craanen) - Vaktijdschrift Boekblad noemt haar de nieuwe J.K. Rowling. De Rotterdamse schrijfster Barbara M. Veenman oogstte veel lof met het eerste deel van de Hemelpoorttrilogie. Onlangs presenteerde ze op Melanchthon-Schiebroek, waar ze zelf docent is, het tweede deel Sam. "Trots op de vergelijking, maar ik heb mijn eigen fantasie."
Elk boek is een mijlpaal, stelt ze. En ondanks dat Barbara M. Veenman al een trilogie op haar naam heeft staan, blijft het spannend wanneer iedereen het boek kan openslaan. "Het is kwetsbaar. Nu gaan anderen oordelen over je boek. Schrijven is best een eenzaam beroep. Je schaaft tot en met aan je tekst, totdat je voelt dat het af is. Het is dan net je kind."
Het eerste deel van de Hemelpoorttrilogie, Raaf, werd goed ontvangen en leverde haar zelfs de vergelijking op met J.K Rowling. De Britse schrijfster schreef de Harry Potter-boeken waarvan inmiddels 500 miljoen exemplaren zijn verkocht. "Aan de ene kant ben ik ontzettend trots dat ze de vergelijking maken. Maar ik heb mijn eigen fantasiewereld. Bij mijn boeken valt er meer te lachen, denk ik. Daarnaast zit er naast mijn verhaal een diepere emotie: het meisje in mijn boek verwerkt de dood van haar moeder."
Het eerste exemplaar van het boek Sam werd voor het weekend uitgereikt op Melanchthon-Schiebroek, de school waar ze les geeft. Niet toevallig werd deze plek gekozen, want enkele docenten en leerlingen spelen een rol in haar boek. "Veel van mijn verhaal is gebaseerd op deze school. Een van mijn leerlingen kwam tijdens het lezen van deel 1 naar mij toe. 'Ik heb het idee dat ik dit ben,' zei hij. En dat klopte. Als ik een leerling tegenkom met een karakter dat past in mijn boek, neem ik ze over."
Rustig door de schoolgang wandelen zit er dan ook niet altijd in. "Mijn boeken die in de mediatheek staan zijn altijd uitgeleend en vaak komen leerlingen naar me toe die een handtekening vragen. Dat is natuurlijk hartstikke leuk."
Wie denkt dat Veenman nu even gas terugneemt heeft het fout. Elke vrijdag tikt ze, compleet in haar eigen wereld, aan de Kralingse plas bladzijdes vol voor het derde en laatste deel. "Soms trek je je de haren uit het hoofd: waarom ben ik aan een trilogie begonnen? Maar de opbouw is er en ik wist van tevoren wat er in welk deel moest gaan gebeuren. Alles zit in mijn hoofd. Die plaatjes moet ik nu vangen op papier."
Het allerlaatste hoofdstuk staat al een tijdje op papier en ligt veilig opgeborgen. "Voor het geval er onverwachts iets gebeurt, dan kan iedereen toch nog lezen hoe het afloopt."
Elk boek is een mijlpaal, stelt ze. En ondanks dat Barbara M. Veenman al een trilogie op haar naam heeft staan, blijft het spannend wanneer iedereen het boek kan openslaan. "Het is kwetsbaar. Nu gaan anderen oordelen over je boek. Schrijven is best een eenzaam beroep. Je schaaft tot en met aan je tekst, totdat je voelt dat het af is. Het is dan net je kind."
Het eerste deel van de Hemelpoorttrilogie, Raaf, werd goed ontvangen en leverde haar zelfs de vergelijking op met J.K Rowling. De Britse schrijfster schreef de Harry Potter-boeken waarvan inmiddels 500 miljoen exemplaren zijn verkocht. "Aan de ene kant ben ik ontzettend trots dat ze de vergelijking maken. Maar ik heb mijn eigen fantasiewereld. Bij mijn boeken valt er meer te lachen, denk ik. Daarnaast zit er naast mijn verhaal een diepere emotie: het meisje in mijn boek verwerkt de dood van haar moeder."
Het eerste exemplaar van het boek Sam werd voor het weekend uitgereikt op Melanchthon-Schiebroek, de school waar ze les geeft. Niet toevallig werd deze plek gekozen, want enkele docenten en leerlingen spelen een rol in haar boek. "Veel van mijn verhaal is gebaseerd op deze school. Een van mijn leerlingen kwam tijdens het lezen van deel 1 naar mij toe. 'Ik heb het idee dat ik dit ben,' zei hij. En dat klopte. Als ik een leerling tegenkom met een karakter dat past in mijn boek, neem ik ze over."
Rustig door de schoolgang wandelen zit er dan ook niet altijd in. "Mijn boeken die in de mediatheek staan zijn altijd uitgeleend en vaak komen leerlingen naar me toe die een handtekening vragen. Dat is natuurlijk hartstikke leuk."
Wie denkt dat Veenman nu even gas terugneemt heeft het fout. Elke vrijdag tikt ze, compleet in haar eigen wereld, aan de Kralingse plas bladzijdes vol voor het derde en laatste deel. "Soms trek je je de haren uit het hoofd: waarom ben ik aan een trilogie begonnen? Maar de opbouw is er en ik wist van tevoren wat er in welk deel moest gaan gebeuren. Alles zit in mijn hoofd. Die plaatjes moet ik nu vangen op papier."
Het allerlaatste hoofdstuk staat al een tijdje op papier en ligt veilig opgeborgen. "Voor het geval er onverwachts iets gebeurt, dan kan iedereen toch nog lezen hoe het afloopt."
Interview Young Adult Books (juni 2014)
Je zal het maar hebben: een docente Godsdienst en CKV die niet alleen leuk lesgeeft, maar ook geweldige boeken schrijft. Barbara M. Veenman vindt het heerlijk dat ze schrijven en lesgeven kan combineren. Veel personages uit de Hemelpoort-trilogie zijn zelfs geïnspireerd op haar leerlingen en collega's. Meer weten? Lees hier het complete interview!
Barbara M. Veenman is bekend van de boeken Raaf en Sam, de eerste twee delen uit de Hemelpoort-trilogie. In het verhaal volg je Lilly, die nadat haar moeder is overleden van Den Haag naar een klein dorp op de Veluwe verhuist, waar haar vader woont. Dat klinkt verschrikkelijk saai, maar niets is wat het lijkt. Al tijdens een van de eerste nachten op haar zolderkamer wordt Lilly opgeschrikt door een angstaanjagend monster. Gelukkig ontsnapt ze aan hem en maakt ze snel nieuwe vrienden die dit mysterie maar wat graag met haar willen oplossen. En dan is er nog de extreem knappe Raphael, die net als Lilly nieuw is op school. Ze valt als een blok voor hem, maar is hij wel te vertrouwen?
Hoe kwam je op het idee om dit verhaal te schrijven?
'Ik ben gek op fantasy-verhalen. Op mijn zestiende had iedereen het tijdens een tekenwerkweek over In de ban van de ring. Ik had nog nooit van het boek gehoord, maar toen ik thuiskwam, wilde ik het meteen lezen. Dat werd de leeservaring van mijn leven. Ik vond het zo geweldig dat ik de maandag erop spijbelde om ook de andere delen te kopen. Ik hou van de sprookjeswereld die in de boeken gecreëerd wordt en vooral ook het idee dat er iemand is die over je schouder met je meekijkt. Lilly, de hoofdpersoon in mijn trilogie, heeft net haar moeder verloren. Dan is het mooi om te zien dat ze niet alleen is. Ik wilde een fantasy-verhaal schrijven dat zich in Nederland afspeelt en niet weer over vampiers en weerwolven gaat. Het werden engelen en daarmee ontstond het verhaal van de Hemelpoort-trilogie.'
Wat vinden je leerlingen van de boeken?
'Ze zijn razend enthousiast, in de mediatheek hier op school zijn de boeken altijd uitgeleend. Misschien komt het ook omdat de boeken raakvlakken hebben met populaire verhalen als Harry Potter, Twilight en de Hunger Games. Alleen speelt dit verhaal zich dichter bij huis af. Voordat de boeken uitkwamen, heb ik ze ook aan wat leerlingen laten lezen. Ik wilde weten of ze zouden aanslaan bij de doelgroep.'
Haal je tijdens het schrijven inspiratie uit je leerlingen?
'Absoluut. Bijna alle personages zijn wel op iemand uit mijn omgeving gebaseerd. Vooral bij Rick is dat overduidelijk. De leerling die daar model voor stond, heb ik het boek laten lezen. Hij vond het vreemd om zichzelf te herkennen in een verhaal dat hij in het echte leven niet heeft meegemaakt. Maar hij is niet de enige, ook Raphael en Lilly lopen in het echt rond. En mijn collega klassieke talen lijkt precies op mevrouw Lerna.'
Met de Hemelpoort-trilogie schrijf je voor het eerst voor Young Adults. Blijf je dit doen?
'Ik vind het ontzettend leuk om voor deze doelgroep te schrijven. De verhalen vloeien bijna mijn computer uit. Ik ben nu nog druk bezig met Lilly, het slotdeel van de trilogie. Als dat verhaal is afgerond, neem ik een jaartje rust en ga ik lekker lezen in plaats van schrijven. Zo heb ik net de Kronieken van de onderwereld van Cassandra Clare gelezen, heerlijk vind ik dat. Maar na mijn rustjaar, gaat het vast weer kriebelen en wil ik zeker weer wat voor Young Adults schrijven.'
In het voorjaar van 2015 verschijnt Lilly. Kun je al iets over de inhoud onthullen?
'In het slotdeel van de trilogie reizen de hoofdpersonen af naar Rome en Pompeï. Als lezer ontdek je dat niet alle demonen zo kwaadaardig zijn als in het eerste deel lijkt. Ze gaan nog een belangrijke rol spelen in het verhaal en met name in de ontknoping. Hierin kom je erachter dat niets is wat het lijkt en je misschien al een hele tijd op het verkeerde been bent gezet.'
Barbara M. Veenman is bekend van de boeken Raaf en Sam, de eerste twee delen uit de Hemelpoort-trilogie. In het verhaal volg je Lilly, die nadat haar moeder is overleden van Den Haag naar een klein dorp op de Veluwe verhuist, waar haar vader woont. Dat klinkt verschrikkelijk saai, maar niets is wat het lijkt. Al tijdens een van de eerste nachten op haar zolderkamer wordt Lilly opgeschrikt door een angstaanjagend monster. Gelukkig ontsnapt ze aan hem en maakt ze snel nieuwe vrienden die dit mysterie maar wat graag met haar willen oplossen. En dan is er nog de extreem knappe Raphael, die net als Lilly nieuw is op school. Ze valt als een blok voor hem, maar is hij wel te vertrouwen?
Hoe kwam je op het idee om dit verhaal te schrijven?
'Ik ben gek op fantasy-verhalen. Op mijn zestiende had iedereen het tijdens een tekenwerkweek over In de ban van de ring. Ik had nog nooit van het boek gehoord, maar toen ik thuiskwam, wilde ik het meteen lezen. Dat werd de leeservaring van mijn leven. Ik vond het zo geweldig dat ik de maandag erop spijbelde om ook de andere delen te kopen. Ik hou van de sprookjeswereld die in de boeken gecreëerd wordt en vooral ook het idee dat er iemand is die over je schouder met je meekijkt. Lilly, de hoofdpersoon in mijn trilogie, heeft net haar moeder verloren. Dan is het mooi om te zien dat ze niet alleen is. Ik wilde een fantasy-verhaal schrijven dat zich in Nederland afspeelt en niet weer over vampiers en weerwolven gaat. Het werden engelen en daarmee ontstond het verhaal van de Hemelpoort-trilogie.'
Wat vinden je leerlingen van de boeken?
'Ze zijn razend enthousiast, in de mediatheek hier op school zijn de boeken altijd uitgeleend. Misschien komt het ook omdat de boeken raakvlakken hebben met populaire verhalen als Harry Potter, Twilight en de Hunger Games. Alleen speelt dit verhaal zich dichter bij huis af. Voordat de boeken uitkwamen, heb ik ze ook aan wat leerlingen laten lezen. Ik wilde weten of ze zouden aanslaan bij de doelgroep.'
Haal je tijdens het schrijven inspiratie uit je leerlingen?
'Absoluut. Bijna alle personages zijn wel op iemand uit mijn omgeving gebaseerd. Vooral bij Rick is dat overduidelijk. De leerling die daar model voor stond, heb ik het boek laten lezen. Hij vond het vreemd om zichzelf te herkennen in een verhaal dat hij in het echte leven niet heeft meegemaakt. Maar hij is niet de enige, ook Raphael en Lilly lopen in het echt rond. En mijn collega klassieke talen lijkt precies op mevrouw Lerna.'
Met de Hemelpoort-trilogie schrijf je voor het eerst voor Young Adults. Blijf je dit doen?
'Ik vind het ontzettend leuk om voor deze doelgroep te schrijven. De verhalen vloeien bijna mijn computer uit. Ik ben nu nog druk bezig met Lilly, het slotdeel van de trilogie. Als dat verhaal is afgerond, neem ik een jaartje rust en ga ik lekker lezen in plaats van schrijven. Zo heb ik net de Kronieken van de onderwereld van Cassandra Clare gelezen, heerlijk vind ik dat. Maar na mijn rustjaar, gaat het vast weer kriebelen en wil ik zeker weer wat voor Young Adults schrijven.'
In het voorjaar van 2015 verschijnt Lilly. Kun je al iets over de inhoud onthullen?
'In het slotdeel van de trilogie reizen de hoofdpersonen af naar Rome en Pompeï. Als lezer ontdek je dat niet alle demonen zo kwaadaardig zijn als in het eerste deel lijkt. Ze gaan nog een belangrijke rol spelen in het verhaal en met name in de ontknoping. Hierin kom je erachter dat niets is wat het lijkt en je misschien al een hele tijd op het verkeerde been bent gezet.'
Ik ben beslist geen calvinist (Trouw 30 mei 2015)
Barbara M. Veenman (Rotterdam, 1962) is remonstrants theologe, godsdienstdocente en schrijfster. Deze week verscheen bij uitgeverij Conserve ‘Lilly’, het derde deel in de Hemelpoortreeks. (Arjan Visser in de Verdieping)
I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“Zo’n drie jaar geleden was ik in het klooster. Ik luisterde naar het gezang van de nonnen, deed mee aan het laatste gebed en bleef daarna nog een tijdje in het halfdonker zitten. Ik voelde mij zo eenzaam, zó gevangen in mijn somberte, dat ik ineens onbedaarlijk moest huilen. Toen heb ik, heel nederig, aan God gevraagd om mensen op mijn pad te zetten; mensen die mij verder konden helpen. Op dat moment hoorde ik God letterlijk zeggen: ‘Dan moet je wel eerst zelf die weg opgaan!’ Muts. Dat laatste heb ik niet gehoord, maar zo klonk het wel. Een beetje cynisch. Ik weet heus wel – psychologie was óók een onderdeel van mijn theologiestudie – dat mensen zichzelf dingen wijsmaken, ik kan dit hele verhaal zo wegredeneren, maar toch: het was echt, voor mij. Ik heb God gehoord. En er is, sindsdien, heel veel moois mijn kant op gekomen.”
II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“Er staan nogal wat beelden in mijn huis. Barbara in de slaapkamer, Maria in het gangetje en daar zie je nog een beeld van Jezus staan. Het zijn voorwerpen van gips. Als ze vallen, zijn ze stuk. Ik vereer die dingen niet, ik laat mij inspireren door waar ze voor staan. Ik zou het liefst zeggen dat Jezus mijn grootste voorbeeld is – trouw tegen de klippen op, radicaal, iemand die daar probeert te zijn waar het nodig is – maar gek genoeg sta ik het vaakst bij Maria stil. Terwijl ik niet eens katholiek ben, en voor mijn gevoel ook weinig met haar heb. Maar toch. Het zijn haar zachtheid en haar vermogen om er onder vervelende omstandigheden toch het beste van te maken, die mij het meest aanspreken.”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“Ergens begin jaren negentig heb ik, tijdens een godsdienstles, een keer gvd geroepen. Het was in een lokaal vol vervelende brugklassertjes, bij wie de hormoonfabriek overuren draait. Ik kon mij op een gegeven moment niet langer inhouden, het móest er uit. Die kinderen schrokken zich rot: ‘Juffrouw, dat mág u helemaal niet zeggen!’ Nee. Inderdaad. Zeer onbeschaafd, maar soms... ik heb het nog eens gezegd, toen ik hoorde dat mijn vader ongeneeslijk ziek was. Mijn leraar, een oudtestamenticus, was die avond toevallig bij mij op bezoek. Ik verontschuldigde me, maar hij zei: ‘Onder deze omstandigheden is ook dát een gebed’.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“Zondag is een heilige dag. Dat klinkt misschien heel beladen, maar heilig betekent hier: niet hetzelfde als die andere zes. Het is de dag waarop je aan jezelf kunt toekomen. Ik moet altijd iets om handen hebben – ik ben niet het type dat als een zuignap op de bank gekleefd zit – maar dat wil niet zeggen dat ik mij bezwaard voel als er een keer niets gebeurt. Ik ben beslist geen calvinist. Ik houd niet van dat benepen gedoe. Of, om iemand te citeren die ik tijdens mijn studie ben tegengekomen: Calvijn werd niet verwekt met sperma, maar met azijn.”
V Eer uw vader en uw moeder
“Ik was ‘de rare’ thuis. Boven mij zaten drie jongens – de oudste dertien jaar ouder, de jongste zeven jaar ouder – die stuk voor stuk sportfanaten waren. Het zusje dat na mij komt is precies zo. Ik was helemaal geen sporter. Ik hield van lezen, tekenen en schilderen. Ik liep de hele dag te zingen en kreeg blokfluit-, viool- en gitaarles. Als ik mijn oefeningen deed, riep er altijd wel iemand: ‘Ben je nou nog niet klaar met stemmen?’ Zij maakten herrie, hadden lol. Ik zat stilletjes in mijn kamer kunstzinnige dingen te doen. Dromerig, gevoelig, somber, ongelukkig. Ik probeerde wel aansluiting te vinden – ik heb vreselijk mijn best gedaan – maar het lukte niet. Mijn ouders zeiden altijd: ‘Jij bent ook zo moeilijk’. De afstand tussen ons werd steeds groter; rond mijn twintigste stond ik letterlijk buiten. Er speelde nog iets anders... Ik weet niet of dit in de krant moet, maar goed, laat ik proberen het je toch uit te leggen: toen ik een jaar of zestien was heeft iemand – ik zal hem een kennis van de familie noemen – seksueel misbruik van mij gemaakt. Volgens mij heeft die man, doordat ik zo vriendelijk was tegen iedereen, gedacht dat het haalbaar was, dat hij ermee weg kon komen. Ik ben door die gebeurtenis verschrikkelijk van slag geraakt; kon geen enkele aanraking meer op de juiste waarde schatten. Ik sprak er nooit over, de dader stierf toen ik tweeëntwintig was. Hoewel niemand in ons gezin hier iets van af had geweten, zorgde het misbruik er toch voor dat ik nog verder buiten de groep was komen te staan. Pas na enige jaren merkte ik dat er weer toenadering mogelijk was. Mijn vader, een zeer correcte, enigszins afstandelijke man, zocht af en toe contact, letterlijk, door zijn hand op mijn knie te leggen en ‘Zo, meid’ te zeggen. Zo close waren we niet eerder geweest. In 1999 is hij, op 77-jarige leeftijd, aan een longkwaal overleden. Tijdens onze laatste ontmoeting, in het ziekenhuis, zei ik tegen hem: ‘Ik was niet altijd even gemakkelijk’, waarop hij antwoordde: ‘Ik was niet altijd even tactisch’. Die twee zinnetjes. En alles was goed. Mijn moeder is twee maanden geleden overleden. Dát was een taaie joh! Er zat geen centje kwaad in, maar ze kon toch behoorlijk pittig uit de hoek komen. Het heeft flink geknetterd tussen ons. Bij vlagen ging het erg goed, maar dat was ook meestal het moment om weer afstand te nemen. De laatste jaren ging ze fysiek heel snel achteruit. Ze kreeg de ene na de andere beroerte. Het was mensonterend om haar zo te zien, maar tegelijkertijd merkte ik dat het contact – het vasthouden van haar hand, samen naar een liedje luisteren – veel mooier was dan al de woorden die gezegd hadden kunnen worden. Gewoon zitten. Bij elkaar horen. Toen mijn vader stierf, heb ik hem de zegen gegeven. Het kwam er met horten en stoten uit, maar ik was toch erg blij dat ik het had kunnen doen. Tijdens mijn moeders sterven kreeg ik de kans om het nog eens te proberen. Mijn middelste broer was erbij. Ze lag in haar bed, krom, verdraaid, het ene oog dat ze nog kon gebruiken strak op ons gericht. Ik heb het Onze Vader gebeden en het Klein Danklied (Ad den Besten, 1973, AV) uitgesproken: Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild, hebt boven ’t nameloze mij uitgetild. Laat mij dan dankbaar leven, de volle tijd geborgen in de bevende zekerheid dat ik niet uit dit smal en onvast bestand van mijn bestaan zal vallen dan in uw hand. Daarna heb ik mijn hand op haar voorhoofd gelegd en de zegen uitgesproken. Toen ik het laatste woord – vrede – had uitgesproken, rolde er uit dat ene oog een dikke traan. Mijn lieve moeder. Die trotse vrouw, zo verfrommeld... het was goed dat ze mocht gaan.”
VI Gij zult niet doodslaan
“Dat doe je niet, nee. Nooit. Onder geen enkele omstandigheid. Zelfs spinnen gaan hier nog in een glaasje naar buiten... oké, wacht, ik maak een uitzondering voor muggen. Ik probeer ze in eerste instantie met een handdoek te verjagen, maar er zijn er in de loop der jaren toch een paar gesneuveld. Ook al waren zíj begonnen, en werd ik tot het uiterste getergd: het hoort niet. Ik heb een grenzeloos respect voor alles wat leeft. Ik eet geen vlees, ik eet geen vis en ik zal ook niet één rijstkorrel verspillen. Er zou zoveel meer te eten zijn voor iedereen als we zouden stoppen met die geldverslindende, milieuverpestende veeteelt. Gelukkig zijn steeds meer mensen het daarover eens, maar we kunnen met z’n allen nog steeds niet op tegen de multinationals, de tonnen testosteron en de waanbeelden die over dit onderwerp bestaan. Volgens mij moet ieder mens voor zich een bewuste en verantwoorde keuze maken. Dit is die van mij: ik eet niets wat leeft of heeft geleefd.”
VII Gij zult niet echtbreken
“Ik was niet verliefd. Hij wel. Toen we elkaar net kenden, heb ik geprobeerd het uit te maken, maar ja: huilende man op de stoep, vooruit dan maar, we zien het nog wel even aan. Dat werd een huwelijk van elf jaar. Een vriendelijke, gezapige overeenkomst. Zonder passie. Na een tijdje werd hij om de haverklap verliefd op anderen. Hij bleef mij trouw, maar we begrepen allebei dat het niet langer kon doorgaan zo. We hebben de handdoek in de ring gegooid. Spullen verdeeld en uit elkaar gegaan. Daarna leerde ik een man kennen die last had van bindingsangst. Aangezien ik niemand al te dichtbij durfde laten komen, was hij de ideale partner voor mij. Het was overweldigend, heerlijk, maar daarna was hij, hup, weer wekenlang foetsie... Ik heb zielsveel van die man gehouden, maar uiteindelijk kreeg ik toch een punthoofd van zo’n soort relatie. Ehm... zal ik mijn rijtje rariteiten dan maar even afmaken? Daarna kwam ik iemand tegen met wie het werkelijk alle dagen feest was. Knappe man! Dansen, vrijen, glaasje hier, glaasje daar – een lot uit de loterij. Eerst liet hij zijn tandenborstel liggen, daarna zijn scheerapparaat en ineens lag mijn huis vol met zijn spullen en woonden we samen. De eerste weken was het gezellig, daarna begon ik raar gedrag bij hem te zien. Hij keek ’s ochtends al heel lodderig uit zijn ogen, er kwam steeds meer alcohol in huis... Ik wist, van huis uit, wat het goede leven was. Mijn ouders hielden ook van lekker eten en af en toe een glaasje, maar dat je ook zo verschrikkelijk kon zuipen... Eerst probeerde ik hem te redden, natuurlijk, maar – afijn, het eindigde met een flinke botbreuk en een aangifte op het politiebureau. Afschuwelijk, werkelijk afschuwelijk. Na de zuipschuit is het een hele tijd stil geweest. Ik dacht dat ik mij er min of meer bij had neergelegd, tot ik brak en wist: ik kan zo niet langer doorgaan. Ik ben bij een haptotherapeut terechtgekomen. Reuze griezelig, zo iemand gaat namelijk áán je zitten! En praten, natuurlijk. Hoe het werkt, weet ik niet, maar alle ellende is er tijdens die sessies uitgekomen. De rotte plekken zijn benoemd, ik heb grenzen leren aangeven. Ooit zei iemand tegen mij: ‘Ik ben nog nooit zo'n lange vrouw tegengekomen die zich zó klein wist te maken.’ Die tijd is voorbij. De sombere buien zijn weg. En ik durf nu zelfs buiten het veilige speelveld, de klas, de kansel, mijn plaats in te nemen.”
VIII Gij zult niet stelen
“Mijn stem is gestolen. Het gebeurde twee jaar geleden, op 7 mei. Ik was in Amsterdam naar de opera geweest en doordat het openbaar vervoer weer eens plat lag, wandelde ik van het centrum naar het Amstelstation waar ik de auto had geparkeerd. Ik liep een tunneltje in – en ik weet nog dat ik dacht: dit is nou precies zo’n tunneltje uit ‘Opsporing Verzocht’ – toen er aan het hengsel van mijn tas werd getrokken. Ik draai me om en ik zie zo’n Marokkaans koppie voor me. ‘Je moet je tas geven!’, schreeuwde het ettertje, maar ik liet niet los. Hij begon mij op mijn keel te slaan. Auto’s passeerden, aan het einde van de tunnel keken mensen toe. Niemand deed iets. Ik denk dat hij minstens acht of negen rake klappen op mijn luchtpijp gaf. Uiteindelijk viel ik op de grond en is hij ervandoor gegaan. Zonder tas. Later dacht ik: had die tas nou maar gegeven, want met mijn keel, mijn instrument, is het nooit meer helemaal goed gekomen. Professioneel zingen is uitgesloten. Ik mis nog steeds een octaaf.”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“In romans combineer ik flarden uit de werkelijkheid. Zo heb ik in ‘Lilly’, mijn laatste boek, letterlijk de mooiste herinnering uit mijn leven verwerkt. Ik was vijf, of zes. We waren op vakantie en liepen ergens door een bos. Ik was verschrikkelijk moe, kon geen stap meer verzetten. Ineens vloog ik de lucht in en landde op de schouders van mijn vader. Ik herinner me een zacht geelgroen licht dat door de bladeren scheen. Alles was goed, alles was veilig. En ik was volmaakt gelukkig.”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“Ik ben jarenlang verdrietig geweest omdat er op dat moment geen geschikte partner in mijn leven was. Waarom ik nou niet? Waar blijft die man? Zodat ik eindelijk gelukkig kan worden en alles gaat beginnen... Sinds een paar jaar begrijp ik precies wat Oscar Wilde bedoelde toen hij zei: ‘There are only two tragedies in life: one is not getting what one wants, and the other is getting it’. Ik zie het geluk in alle varianten, met of zonder partner. Het gaat erom dat je leuk leeft met wat er is en je niet bezighoudt met wat er allemaal had of zou kunnen zijn. Ik heb stilgestaan bij alle narigheid, heb het een plek gegeven waar het eruit kan slijten en ben doorgegaan. Ik ben nu veel meer in contact met mezelf, met mijn gevoel. Het klinkt misschien raar, maar volgens mij kan ik niet gelukkiger worden dan ik nu ben. Ik heb een verrekte goed leven.”
I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“Zo’n drie jaar geleden was ik in het klooster. Ik luisterde naar het gezang van de nonnen, deed mee aan het laatste gebed en bleef daarna nog een tijdje in het halfdonker zitten. Ik voelde mij zo eenzaam, zó gevangen in mijn somberte, dat ik ineens onbedaarlijk moest huilen. Toen heb ik, heel nederig, aan God gevraagd om mensen op mijn pad te zetten; mensen die mij verder konden helpen. Op dat moment hoorde ik God letterlijk zeggen: ‘Dan moet je wel eerst zelf die weg opgaan!’ Muts. Dat laatste heb ik niet gehoord, maar zo klonk het wel. Een beetje cynisch. Ik weet heus wel – psychologie was óók een onderdeel van mijn theologiestudie – dat mensen zichzelf dingen wijsmaken, ik kan dit hele verhaal zo wegredeneren, maar toch: het was echt, voor mij. Ik heb God gehoord. En er is, sindsdien, heel veel moois mijn kant op gekomen.”
II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“Er staan nogal wat beelden in mijn huis. Barbara in de slaapkamer, Maria in het gangetje en daar zie je nog een beeld van Jezus staan. Het zijn voorwerpen van gips. Als ze vallen, zijn ze stuk. Ik vereer die dingen niet, ik laat mij inspireren door waar ze voor staan. Ik zou het liefst zeggen dat Jezus mijn grootste voorbeeld is – trouw tegen de klippen op, radicaal, iemand die daar probeert te zijn waar het nodig is – maar gek genoeg sta ik het vaakst bij Maria stil. Terwijl ik niet eens katholiek ben, en voor mijn gevoel ook weinig met haar heb. Maar toch. Het zijn haar zachtheid en haar vermogen om er onder vervelende omstandigheden toch het beste van te maken, die mij het meest aanspreken.”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“Ergens begin jaren negentig heb ik, tijdens een godsdienstles, een keer gvd geroepen. Het was in een lokaal vol vervelende brugklassertjes, bij wie de hormoonfabriek overuren draait. Ik kon mij op een gegeven moment niet langer inhouden, het móest er uit. Die kinderen schrokken zich rot: ‘Juffrouw, dat mág u helemaal niet zeggen!’ Nee. Inderdaad. Zeer onbeschaafd, maar soms... ik heb het nog eens gezegd, toen ik hoorde dat mijn vader ongeneeslijk ziek was. Mijn leraar, een oudtestamenticus, was die avond toevallig bij mij op bezoek. Ik verontschuldigde me, maar hij zei: ‘Onder deze omstandigheden is ook dát een gebed’.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“Zondag is een heilige dag. Dat klinkt misschien heel beladen, maar heilig betekent hier: niet hetzelfde als die andere zes. Het is de dag waarop je aan jezelf kunt toekomen. Ik moet altijd iets om handen hebben – ik ben niet het type dat als een zuignap op de bank gekleefd zit – maar dat wil niet zeggen dat ik mij bezwaard voel als er een keer niets gebeurt. Ik ben beslist geen calvinist. Ik houd niet van dat benepen gedoe. Of, om iemand te citeren die ik tijdens mijn studie ben tegengekomen: Calvijn werd niet verwekt met sperma, maar met azijn.”
V Eer uw vader en uw moeder
“Ik was ‘de rare’ thuis. Boven mij zaten drie jongens – de oudste dertien jaar ouder, de jongste zeven jaar ouder – die stuk voor stuk sportfanaten waren. Het zusje dat na mij komt is precies zo. Ik was helemaal geen sporter. Ik hield van lezen, tekenen en schilderen. Ik liep de hele dag te zingen en kreeg blokfluit-, viool- en gitaarles. Als ik mijn oefeningen deed, riep er altijd wel iemand: ‘Ben je nou nog niet klaar met stemmen?’ Zij maakten herrie, hadden lol. Ik zat stilletjes in mijn kamer kunstzinnige dingen te doen. Dromerig, gevoelig, somber, ongelukkig. Ik probeerde wel aansluiting te vinden – ik heb vreselijk mijn best gedaan – maar het lukte niet. Mijn ouders zeiden altijd: ‘Jij bent ook zo moeilijk’. De afstand tussen ons werd steeds groter; rond mijn twintigste stond ik letterlijk buiten. Er speelde nog iets anders... Ik weet niet of dit in de krant moet, maar goed, laat ik proberen het je toch uit te leggen: toen ik een jaar of zestien was heeft iemand – ik zal hem een kennis van de familie noemen – seksueel misbruik van mij gemaakt. Volgens mij heeft die man, doordat ik zo vriendelijk was tegen iedereen, gedacht dat het haalbaar was, dat hij ermee weg kon komen. Ik ben door die gebeurtenis verschrikkelijk van slag geraakt; kon geen enkele aanraking meer op de juiste waarde schatten. Ik sprak er nooit over, de dader stierf toen ik tweeëntwintig was. Hoewel niemand in ons gezin hier iets van af had geweten, zorgde het misbruik er toch voor dat ik nog verder buiten de groep was komen te staan. Pas na enige jaren merkte ik dat er weer toenadering mogelijk was. Mijn vader, een zeer correcte, enigszins afstandelijke man, zocht af en toe contact, letterlijk, door zijn hand op mijn knie te leggen en ‘Zo, meid’ te zeggen. Zo close waren we niet eerder geweest. In 1999 is hij, op 77-jarige leeftijd, aan een longkwaal overleden. Tijdens onze laatste ontmoeting, in het ziekenhuis, zei ik tegen hem: ‘Ik was niet altijd even gemakkelijk’, waarop hij antwoordde: ‘Ik was niet altijd even tactisch’. Die twee zinnetjes. En alles was goed. Mijn moeder is twee maanden geleden overleden. Dát was een taaie joh! Er zat geen centje kwaad in, maar ze kon toch behoorlijk pittig uit de hoek komen. Het heeft flink geknetterd tussen ons. Bij vlagen ging het erg goed, maar dat was ook meestal het moment om weer afstand te nemen. De laatste jaren ging ze fysiek heel snel achteruit. Ze kreeg de ene na de andere beroerte. Het was mensonterend om haar zo te zien, maar tegelijkertijd merkte ik dat het contact – het vasthouden van haar hand, samen naar een liedje luisteren – veel mooier was dan al de woorden die gezegd hadden kunnen worden. Gewoon zitten. Bij elkaar horen. Toen mijn vader stierf, heb ik hem de zegen gegeven. Het kwam er met horten en stoten uit, maar ik was toch erg blij dat ik het had kunnen doen. Tijdens mijn moeders sterven kreeg ik de kans om het nog eens te proberen. Mijn middelste broer was erbij. Ze lag in haar bed, krom, verdraaid, het ene oog dat ze nog kon gebruiken strak op ons gericht. Ik heb het Onze Vader gebeden en het Klein Danklied (Ad den Besten, 1973, AV) uitgesproken: Gij hebt, o God, dit broze bestaan gewild, hebt boven ’t nameloze mij uitgetild. Laat mij dan dankbaar leven, de volle tijd geborgen in de bevende zekerheid dat ik niet uit dit smal en onvast bestand van mijn bestaan zal vallen dan in uw hand. Daarna heb ik mijn hand op haar voorhoofd gelegd en de zegen uitgesproken. Toen ik het laatste woord – vrede – had uitgesproken, rolde er uit dat ene oog een dikke traan. Mijn lieve moeder. Die trotse vrouw, zo verfrommeld... het was goed dat ze mocht gaan.”
VI Gij zult niet doodslaan
“Dat doe je niet, nee. Nooit. Onder geen enkele omstandigheid. Zelfs spinnen gaan hier nog in een glaasje naar buiten... oké, wacht, ik maak een uitzondering voor muggen. Ik probeer ze in eerste instantie met een handdoek te verjagen, maar er zijn er in de loop der jaren toch een paar gesneuveld. Ook al waren zíj begonnen, en werd ik tot het uiterste getergd: het hoort niet. Ik heb een grenzeloos respect voor alles wat leeft. Ik eet geen vlees, ik eet geen vis en ik zal ook niet één rijstkorrel verspillen. Er zou zoveel meer te eten zijn voor iedereen als we zouden stoppen met die geldverslindende, milieuverpestende veeteelt. Gelukkig zijn steeds meer mensen het daarover eens, maar we kunnen met z’n allen nog steeds niet op tegen de multinationals, de tonnen testosteron en de waanbeelden die over dit onderwerp bestaan. Volgens mij moet ieder mens voor zich een bewuste en verantwoorde keuze maken. Dit is die van mij: ik eet niets wat leeft of heeft geleefd.”
VII Gij zult niet echtbreken
“Ik was niet verliefd. Hij wel. Toen we elkaar net kenden, heb ik geprobeerd het uit te maken, maar ja: huilende man op de stoep, vooruit dan maar, we zien het nog wel even aan. Dat werd een huwelijk van elf jaar. Een vriendelijke, gezapige overeenkomst. Zonder passie. Na een tijdje werd hij om de haverklap verliefd op anderen. Hij bleef mij trouw, maar we begrepen allebei dat het niet langer kon doorgaan zo. We hebben de handdoek in de ring gegooid. Spullen verdeeld en uit elkaar gegaan. Daarna leerde ik een man kennen die last had van bindingsangst. Aangezien ik niemand al te dichtbij durfde laten komen, was hij de ideale partner voor mij. Het was overweldigend, heerlijk, maar daarna was hij, hup, weer wekenlang foetsie... Ik heb zielsveel van die man gehouden, maar uiteindelijk kreeg ik toch een punthoofd van zo’n soort relatie. Ehm... zal ik mijn rijtje rariteiten dan maar even afmaken? Daarna kwam ik iemand tegen met wie het werkelijk alle dagen feest was. Knappe man! Dansen, vrijen, glaasje hier, glaasje daar – een lot uit de loterij. Eerst liet hij zijn tandenborstel liggen, daarna zijn scheerapparaat en ineens lag mijn huis vol met zijn spullen en woonden we samen. De eerste weken was het gezellig, daarna begon ik raar gedrag bij hem te zien. Hij keek ’s ochtends al heel lodderig uit zijn ogen, er kwam steeds meer alcohol in huis... Ik wist, van huis uit, wat het goede leven was. Mijn ouders hielden ook van lekker eten en af en toe een glaasje, maar dat je ook zo verschrikkelijk kon zuipen... Eerst probeerde ik hem te redden, natuurlijk, maar – afijn, het eindigde met een flinke botbreuk en een aangifte op het politiebureau. Afschuwelijk, werkelijk afschuwelijk. Na de zuipschuit is het een hele tijd stil geweest. Ik dacht dat ik mij er min of meer bij had neergelegd, tot ik brak en wist: ik kan zo niet langer doorgaan. Ik ben bij een haptotherapeut terechtgekomen. Reuze griezelig, zo iemand gaat namelijk áán je zitten! En praten, natuurlijk. Hoe het werkt, weet ik niet, maar alle ellende is er tijdens die sessies uitgekomen. De rotte plekken zijn benoemd, ik heb grenzen leren aangeven. Ooit zei iemand tegen mij: ‘Ik ben nog nooit zo'n lange vrouw tegengekomen die zich zó klein wist te maken.’ Die tijd is voorbij. De sombere buien zijn weg. En ik durf nu zelfs buiten het veilige speelveld, de klas, de kansel, mijn plaats in te nemen.”
VIII Gij zult niet stelen
“Mijn stem is gestolen. Het gebeurde twee jaar geleden, op 7 mei. Ik was in Amsterdam naar de opera geweest en doordat het openbaar vervoer weer eens plat lag, wandelde ik van het centrum naar het Amstelstation waar ik de auto had geparkeerd. Ik liep een tunneltje in – en ik weet nog dat ik dacht: dit is nou precies zo’n tunneltje uit ‘Opsporing Verzocht’ – toen er aan het hengsel van mijn tas werd getrokken. Ik draai me om en ik zie zo’n Marokkaans koppie voor me. ‘Je moet je tas geven!’, schreeuwde het ettertje, maar ik liet niet los. Hij begon mij op mijn keel te slaan. Auto’s passeerden, aan het einde van de tunnel keken mensen toe. Niemand deed iets. Ik denk dat hij minstens acht of negen rake klappen op mijn luchtpijp gaf. Uiteindelijk viel ik op de grond en is hij ervandoor gegaan. Zonder tas. Later dacht ik: had die tas nou maar gegeven, want met mijn keel, mijn instrument, is het nooit meer helemaal goed gekomen. Professioneel zingen is uitgesloten. Ik mis nog steeds een octaaf.”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“In romans combineer ik flarden uit de werkelijkheid. Zo heb ik in ‘Lilly’, mijn laatste boek, letterlijk de mooiste herinnering uit mijn leven verwerkt. Ik was vijf, of zes. We waren op vakantie en liepen ergens door een bos. Ik was verschrikkelijk moe, kon geen stap meer verzetten. Ineens vloog ik de lucht in en landde op de schouders van mijn vader. Ik herinner me een zacht geelgroen licht dat door de bladeren scheen. Alles was goed, alles was veilig. En ik was volmaakt gelukkig.”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“Ik ben jarenlang verdrietig geweest omdat er op dat moment geen geschikte partner in mijn leven was. Waarom ik nou niet? Waar blijft die man? Zodat ik eindelijk gelukkig kan worden en alles gaat beginnen... Sinds een paar jaar begrijp ik precies wat Oscar Wilde bedoelde toen hij zei: ‘There are only two tragedies in life: one is not getting what one wants, and the other is getting it’. Ik zie het geluk in alle varianten, met of zonder partner. Het gaat erom dat je leuk leeft met wat er is en je niet bezighoudt met wat er allemaal had of zou kunnen zijn. Ik heb stilgestaan bij alle narigheid, heb het een plek gegeven waar het eruit kan slijten en ben doorgegaan. Ik ben nu veel meer in contact met mezelf, met mijn gevoel. Het klinkt misschien raar, maar volgens mij kan ik niet gelukkiger worden dan ik nu ben. Ik heb een verrekte goed leven.”
Sam (trailer)
De Rotterdamse cineast Jelle Kleiss draaide de nieuwe trailer, Joshua Bolte en Karlijn van der Ende speelden Raaf en Lilly.
Interview RTV Rijnmond (2013)
Tussen de knorrende varkens, kakelende kippen en Johan Derksen door te gast bij Chris Vemer in het RTV Rijnmond-programma Chris Natuurlijk.
Uitzending gemist? Klik op 'play' om het interview te beluisteren.
Uitzending gemist? Klik op 'play' om het interview te beluisteren.